De bruinvis in de Oosterschelde (blogserie deel 2)
Met deze tweede blog over de bruinvis in de Oosterschelde gaan we verder met een serie over Nederlands meest talrijke walvisachtige, de gewone bruinvis (Phocoena phocoena). In 2009 zijn we ons als Stichting Rugvin gaan verdiepen in de bruinvissen die in deze getijde baai voorkomen. Dit heeft veel kennis en feiten over dit dier opgeleverd die we graag voor iedereen toegankelijk willen maken. We maken bij deze blogs niet alleen gebruik van onze eigen onderzoeken en waarnemingen, maar soms ook van waarnemingen en onderzoeken van derden. We willen met deze serie een beeld schetsen van de bruinvis in de Oosterschelde, die op sommige vlakken zich hier anders gedraagt dan in de Noordzee of elders op het noordelijk halfrond. Deze serie heeft als doel om de lezer een beeld te schetsen wat we als Stichting Rugvin ervaren tijdens onze onderzoeken. De onderwerpen die we gaan aansnijden zullen onder meer bestaan uit een soortbeschrijving, het foerageergedrag en voeding, de voortplanting, de levenswijze, het sociale leven, de doodsoorzaken en de gewone bruinvis in de Oosterschelde en in andere delen van de wereld.
Foerageer- en eetgedrag
Bruinvissen zijn met name viseters. Maar de soorten vis waarop ze jagen hangt af van o.a. de beschikbaarheid van de prooivissen, de leeftijd van de bruinvissen hun jachtvaardigheden. Op de grens van de Oostzee en de Noordzee eten bruinvissen vooral vette haringachtigen, terwijl de bruinvissen in de Noordzee vooral magere grondels en kabeljauwachtigen eten. In de Oosterschelde is het voedselaanbod lager en anders van samenstelling dan de aangrenzende Noordzee. Ook in de Oosterschelde zijn grondels en kabeljauwachtigen (o.a. steenbolk, wijting) belangrijke prooien, maar er zijn ook verschillen met de Noordzee. Zo vullen bruinvissen hun dieet in de Oosterschelde bijvoorbeeld aan met kleine inktvissen.
De eerste 8-11 maanden worden de bruinviskalveren gezoogd door hun moeder. Al tijdens de zoogtijd leren de jonge bruinvissen op vis te jagen. Daarna gaan de jonge dieren langzaam volledig over op het zelf zoeken en vangen van vissen. Dat is in de eerste maanden deels beperkt tot de “makkelijkere soorten”. Juveniele bruinvissen jagen dan vooral op grondels. Helaas voor hen zijn dit vetarme vissen en moeten ze er hier veel van vangen. Deze overgangsperiode is misschien de oorzaak dat veel juveniele dieren sterven door verhongering. Daar komt bij dat bruinvissen moeten blijven eten. Hun vetlaag is relatief dun, waardoor ze snel afkoelen en zich moeten verwarmen door vetverbranding, maar als ze weinig (vette) vis binnenkrijgen, gaat hun conditie snel achteruit. Een bruinvis die drie tot vijf dagen niks vangt is gedoemd te sterven! Ze moeten daarom wel zo’n beetje de hele dag blijven jagen. Langdurige verstoring van hun jacht, waardoor ze enige tijd niets kunnen vangen, of zelfs moeten vluchten, kan al tot conditieverlies leiden.
Gelukkig hoeft vermagering niet per definitie fataal te zijn. Tijdens de foto-identificatietochten van Stichting Rugvin werd in 2016 een bruinvis gezien die mager was. De rug van de bruinvis, een volwassen vrouwtje met de identificatiecode L010R006, was duidelijk ingevallen. Toch toonde ze actief foerageergedrag tijdens deze waarneming, wat een goed teken was. Elf dagen later werd ze opnieuw gezien en zag ze er weer gezonder uit. Ook het jaar erop werd ze weer waargenomen.
In de Oosterschelde zien we dat veel bruinvissen vaak bij de zogenaamde hotspots (o.a. Burghsluis, havenhoofd Zierikzee, Kats, Wemeldinge, Roompot) te vinden zijn voor hun “maaltijden”. Hun jachtgedrag is daar soms goed te volgen. De ene keer zie je ze jagen op aan de oppervlakte zwemmende vis(jes) zoals sprot en spiering, ze schieten dan zigzaggend door het water. Een andere keer zie je ze na hun ademhaling naar benden duiken voor enkele minuten en komen dan bijna op dezelfde plek weer boven. Ze jagen dan waarschijnlijk op vis die veel dieper in het water leeft. Soms worden de foeragerende bruinvissen door meeuwen gevolgd.
Bruinvissen gebruiken echolocatie om te jagen. Ze maken clickgeluiden en als deze geluiden tegen een prooi kaatsen ontstaat er een echo die de bruinvis kan horen. Hiermee kunnen ze onderwater ‘zien’. Als je bij Studio Bruinvis staat kun je geregeld goed horen hoe het jagen in zijn werk gaat. Op bijgaand geluidsfragment hoor je eerst de clicks die de bruinvissen gebruiken om de vis te vinden en achterna te zwemmen, zodra het geluid omhoog gaat qua frequentie weet je dat ze de vis (bijna) te pakken hebben.
Als je bij Studio Bruinvis staat kan je geregeld goed horen hoe dat in zijn werk gaat. Op bijgaand geluidsfragment hoor je eerst de clicks die de bruinvissen gebruiken om te vis te vinden en achterna te zwemmen, zodra het geluid omhoog gaat, qua frequentie weet je dat ze de vis te pakken (zullen) hebben.
In de Oosterschelde zien we de bruinvis vooral alleen jagen. Soms zijn de dieren met tweeën of meer bij elkaar op een hotspot, maar na een tijdje gaat eenieder zijn eigen weg weer. Maar elders op onze planeet komen bruinvissen soms in hoge aantallen bijeen, vermoedelijk omdat er veel voedsel aanwezig is in het gebied. Deze aantallen kunnen zelfs oplopen tot enkele honderden bruinvissen.
Maar bruinvissen worden zelf ook gegeten! Sinds een aantal jaren weten we dat grijze zeehonden (Halichoerus grypus) en dan met name de volwassen mannetjes ook wel eens een bruinvis vangen in de Noordzee. Ook in de Oosterschelde moeten bruinvissen op hun hoede zijn voor grijze zeehonden. Gelukkig weten we dat een aanval van een grijze zeehond niet altijd slecht afloopt voor de bruinvis, want ze kunnen een aanval ook overleven.