Inhalen van gemiste telling februari
1-2 maart 2014
Zoals al eerder vermeld op deze site, hebben we in 2013 een erg winderig jaar gehad. Helaas voor ons leek deze trend zich door te zetten tot de eerste maanden van 2014. Zo bleek ook februari niet geschikt voor een overtocht. Het eerste weekeind van maart leek volgens de voorspellingen de monotomie van de winderige dagen te gaan doorbreken. Eindelijk kon het groene licht worden gegeven voor een monitoringstrip. Door het gebrek aan een telling in februari besloten we dit eerste weekeind van maart te gebruiken voor de gemiste telling in februari.
Mijn gezelschap voor deze tocht was mede-bioloog Amber, die zich sinds kort bij het Rugvin-team heeft gevoegd. Met een achtergrond in zeezoogdieronderzoek in binnen- en buitenland, een goede additie voor de stichting. De weersomstandigheden oogden bij vertrek erg goed. Grijze lucht en weinig golven op het water. De melding van de bemanning dat ze de laatste dagen erg veel bruinvissen zagen voor de Tweede Maasvlakte, zorgde voor nog meer goede moed. Het duurde dan ook niet lang voordat Amber het spits afbeet met de eerste bruinvis van de trip, die vlak voor de boeg wegspurtte.
In korte tijd volgde er een aantal waarnemingen, maar de trend zette zich helaas niet lang door. Ongeveer twee uur na vertrek uit Hoek van Holland zagen we nog één gewonde zeehond voordat de stilte inviel. Hoewel de condities op zee eigenlijk alleen maar verbeterde, bleef de teller of zes bruinvissen steken. Hoewel we geen bruinvissen zagen, hadden we niet het gevoel dat we waarnemingen misten. Een gebrek aan vogelleven bevestigde dit oordeel. Halverwege de overtocht viel de wind totaal weg. Dit, in combinatie met het grijze ietswat donkere weer, zorgde voor ideale condities. We hadden goede hoop dat de waarnemingen nog wel zouden komen. Tot aan het moment dat er voor ons een duidelijke scheiding in het water zichtbaar werd. Een strakke lijn scheidde het vlakke water van de ruwe zee daarachter. Op het moment dat we dit front passeerden schoot de windsnelheid binnen één minuut onhoog van Bft 1 naar Bft 5-6. De zee begon gestaag golven te bouwen en binnen een kwartier was het afgelopen met de benodigde condities om goed te kunnen spotten. De ondergaande zon recht voor ons zorgde voor dramatische luchten, maar was de kus des doods wat onze observaties betrof.
De laatste drie uur voltrokken zich dan ook zonder een enkele waarneming. Ongeveer anderhalf uur voor onze aankomst in Harwich zakte de zon onder de horizon en besloten we er voor vandaag een punt achter te zetten.
De volgende ochtend werden we begroet door vriendelijk weer. Koud, maar schijnbaar niet teveel wind en een lekker ochtendzonnetje. De weersvoorspellingen in Engeland gaven vandaag een gunstigere voorspelling dan de dag ervoor, terwijl Nederlandse berichtgeving het omgekeerde concludeerde. Eenmaal op de brug van de Britannica aangekomen zagen we dat ondanks het vriendelijk ogende weer de wind in de beschutte haven al tegen windkracht vijf aanhikte. Wederom niet al te best dus. Zoals verwacht nam de wind nog toe naarmate we de monding van de rivier Stour verlieten en de Noordzee opstoomden. Hoewel de wind nu steeg naar windkracht zeven, waren de condities nog steeds beter dan gisteren omdat we vandaag de zon in de rug hadden. Met het vogelleven leek het nu ook wel beter te zijn. In het eerste uur stegen er zeer regelmatig roodkeelduikers voor de boot op en ook in grote aantallen. Het lijkt er op dat ze zich verzamelen voor de grote trek richting het noorden.
Zo nu en dan werden we ook getrakteerd op een bruinviswaarneming. Bijna allemaal enkele dieren, die niet veel van zich lieten zien. Het was pas tot halverwege de overtocht toen een drietal cirkelende jan-van-genten een, naar waarschijnlijkheid jagend, groepje van drie bruinvissen aanwees. De grotere aantallen zeevogels zorgden vandaag voor een stuk dynamischer uitzicht dan gisteren. Jan-van-genten passeerden vaak de punt van de boot en ook grote aantallen drieteenmeeuwen waren van de partij. Meevliegend met het schip of uitrustend in groepjes op zee, zorgden ze voor wat leven in de brouwerij. Ook groepen alken en zeekoeten waren regelmatig zichtbaar op het water. Dat de vogeltrek goed en wel op gang is gekomen werd bewezen door een enorme concentratie kleine mantelmeeuwen, die in een lange lijn op zee leken uit te rusten na hun lange tocht uit noordwest Afrika. Zo ver het oog reikte waren de meeuwen te zien. Naar schatting minimaal 1500, maar waarschijnlijk nog veel meer.
Toen de Tweede Maasvlakte begon op de doemen aan de horizon stegen onze verwachtingen, in de hoop hier nog een aantal bruinvissen te scoren. Jammerlijk genoeg passeerden we het gebied, wat gisteren een aantal dieren opleverde, zonder succes. Pas toen we de monding van de Nieuwe Waterweg opvoeren werden er op de valreep nog een tweetal dieren waargenomen, die de eindscore van vandaag op acht bruinvissen en één zeehond brachten. Met de zes dieren van gisteren eindigt de teller op veertien dieren. Dit is een lager aantal dan dat vorig jaar in februari is geteld, hetgeen ook voor een groot deel aan de weersomstandigheden te wijten zal zijn geweest. Hopelijk zal maart zelf ons vaker verlossen van de harde wind en betere waarnemingen op gaan leveren.
Geschreven door: Ernst Schrijver