Het is natuurlijk hartstikke leuk als je een walvisachtige hebt gezien. Maar het is nog leuker als je ook nog weet welke soort je hebt gezien! Hieronder vind je tips waarop je moet letten om de soort te kunnen herkennen. En dan hopen dat het dier zo vriendelijk is om zich van de “goeie kant” te laten zien. Een troost, zelfs de experts kunnen soms niet beoordelen welk soort walvisachtige ze hebben gezien!
Locaties
In de Nederlandse kustwateren is de kans op het zien van een bruinvis en de witsnuitdolfijn veel groter dan bijvoorbeeld een gewone dolfijn of witflankdolfijn. De locatie en het habitat waar je het dier waarneemt kan daarom helpen bij het identificeren van de soort. Probeer daarom eerst uit te sluiten dat je één van de meest voorkomende soorten in het betreffende gebied hebt gezien!
Kenmerken
Een van de eerste kenmerken waar je op kan letten is de grootte van de walvisachtige. Helaas valt het beoordelen van de grootte van het dier in het water niet altijd mee. Het dier laat zich zelden helemaal zien of is slechts maar een paar seconde goed zichtbaar. Ook is de grootte, door de afstand en de hoek van het punt waar het dier zich bevindt ten opzichte van waar jij staat, moeilijk in te schatten.
De rugvin is een ander belangrijk kenmerk om te checken. Let op de vorm en de grootte van de rugvin. De rugvin van de bruinvis is veel minder groot (hoog) en meer driehoekig van vorm dan die van de witsnuitdolfijn. Ook de plaats van de rugvin op de rug kan een goeie aanwijzing zijn. De rugvin van een dwergvinvis zit bijvoorbeeld op ongeveer twee derde van de rug. Je ziet dus, als het dier boven komt om adem te halen, veel langer de rug voordat de rugvin verschijnt, dan bij een tuimelaar.
Let ook op de vorm van het lichaam. De snuit, maar ook de buikvinnen en de staartvin, verschillen per soort regelmatig van vorm. Ook geeft de dikte van de staartaanzet, maar ook het lichaam zelf, vaak een goeie aanwijzing. De gewone dolfijn is bijvoorbeeld veel slanker en gestroomlijnder dan een witflankdolfijn. De bultrug heeft enorm lange buikvinnen.
De tekening wil ook nog wel eens de doorslag geven bij het identificeren van het dier. Om een paar verschillen te noemen; de witsnuitdolfijn heeft een witte streep op elke zijde, de bruinvis is bovenaan donker gekleurd en veel lichter op zijn buik en de witflankdolfijn heeft een gele plek op zijn staart aanzet.
Gedrag
Over het algemeen vertonen de meeste individuen van een soort walvisachtigen vergelijkbaar gedrag. Negen van de tien keer zal je een bruinvis als een soort wiel langzaam voorwaarts zien rollen. In principe zal je deze soort niet voor de boeg van een boot zien zwemmen en ze springen ook zelden geheel uit het water. Dolfijnensoorten zijn daarentegen veel actiever! Sommige soorten zal je eerder in grotere groepen aantreffen, dan andere walvisachtigen. De bruinvis zie je bijvoorbeeld relatief vaak alleen zwemmen. Witsnuitdolfijnen zijn veel socialer en zwemmen liever in een groep.
Duikpatroon
Let ook op het duikpatroon van het dier. De ene dolfijn, bijvoorbeeld de grijze dolfijn, laat veel meer lichaam zien dan veel andere dolfijnsoorten. De frequentie en de duur van de duik geeft vaak ook een indicatie met welke soort je te maken hebt.
Andere punten om op te letten
Een getraind oog kan de soort al herkennen door de vorm en grootte van de nevel die het dier produceert wanneer het uitademt. De “spuitwolk” is voornamelijk bij de grote walvisachtigen goed te zien. De ademhaling van bruinvissen is vrijwel nooit te zien, maar daarentegen is de ademhaling wel duidelijk te horen. Op een kalme dag hoor je een bruinvis soms eerder dan dat je het dier ziet!
Let ook op foeragerende vogels. Het geluid van vogels die het water in duiken is een goeie hint voor walvisachtigen dat er vis te vinden is!