De bruinvis in de Oosterschelde (blogserie deel 1)
Met deze eerste blog over de bruinvis in de Oosterschelde gaan we verder met een serie over Nederlands meest talrijke walvisachtige, de gewone bruinvis (Phocoena phocoena). In 2009 zijn we ons als Stichting Rugvin gaan verdiepen in de bruinvissen die in deze getijde baai voorkomen. Dit heeft veel kennis en feiten over dit dier opgeleverd die we graag voor iedereen toegankelijk willen maken. We maken bij deze blogs niet alleen gebruik van onze eigen onderzoeken en waarnemingen, maar soms ook van waarnemingen en onderzoeken van derden. We willen met deze serie een beeld schetsen van de bruinvis in de Oosterschelde, die op sommige vlakken zich hier anders gedraagt dan in de Noordzee of elders op het noordelijk halfrond. Deze serie heeft als doel om de lezer een beeld te schetsen wat we als Stichting Rugvin ervaren tijdens onze onderzoeken. De onderwerpen die we gaan aansnijden zullen onder meer bestaan uit een soortbeschrijving, het foerageergedrag en voeding, de voortplanting, de levenswijze, het sociale leven, de doodsoorzaken en de gewone bruinvis in de Oosterschelde en in andere delen van de wereld.
De gewone bruinvis, harbour porpoise (E), Schweinswal (D) , marsouin (F) , marsopa (S) , focena (I)
Soortbeschrijving
De gewone bruinvis (Phocoena phocoena) is een zeezoogdier en behoort tot de walvisachtigen. Walvisachtigen worden in drie hoofdgroepen ingedeeld, walvissen (zoals blauwe vinvis, bultrug en potvis), dolfijnen (zoals tuimelaars, witsnuitdolfijnen en orka’s) en bruinvissen (zoals de gewone bruinvis en de Dall’s bruinvis). De bruinvis is dus niet zoals sommige mensen wel denken een soort dolfijn! Het verschil met een dolfijn zit hem vooral in dat bruinvissen andere tanden hebben dan dolfijnen. De tanden van een bruinvis zijn spatelvormig en van een dolfijn kegelvorming. Daarnaast zijn de meeste dolfijnen groter dan bruinvissen. Mannelijke en vrouwelijke bruinvissen verschillen van lengte en van gewicht. Mannetjes worden veelal niet groter dan 1.60 m met een gewicht van ca. 60 kg, terwijl de vrouwelijke dieren maximaal 1.90 m kunnen worden met een gewicht van 90 kg.
Walvisachtigen kunnen ook in twee andere hoofdgroepen worden ingedeeld. Er zijn tandwalvissen (Odonticeti) waaronder bruinvissen, dolfijnen en de potvis. De andere groep zijn baleinwalvissen (Mysticeti) zoals de bultrug en de blauwe vinvis.
De bruinvis werd vroeger ook zeevarken genoemd. Daarom hebben we de boot van Stichting Rugvin ook Zeevarken gedoopt. Beide namen zijn enigszins verwarrend. Het dier is niet bruin en is zeker ook geen vis. De verklaring ligt waarschijnlijk in het feit dat eeuwen geleden alles wat donker van kleur was bruin genoemd werd en als je zwom in zee was je een vis. In de middeleeuwen werden de dieren wel zeevarken genoemd. Toen werden ze ook veel gegeten.
De gewone bruinvis komt alleen op het noordelijk halfrond voor en dan vooral in kustwateren. Andere soorten bruinvissen tref je ook aan op het zuidelijk halfrond. In de jaren 50 tot in de jaren 90 van de vorige eeuw ging het in de Noordzee slecht met de bruinvissen vanwege bijvangst, overbevissing en vervuiling van de zee. Vanaf de jaren 90 ging het weer wat beter met deze soort. Momenteel is de bruinvis de talrijkste walvisachtige in de Noordzee. Over het voorkomen van bruinvissen in de Oosterschelde, voordat de kering werd gebouwd, zijn weinig feiten bekend. Wel is zeker dat ze er ooit zwommen en dat ze na de totstandkoming van de Oosterscheldekering weer terugkwamen. Sommige schippers, die wij als Stichting Rugvin kennen en al tientallen jaren varen op de Oosterschelde, beweren dat ze er altijd zijn geweest.
Feit is dat ze begin deze eeuw zeker werden waargenomen. Een paar jaar na onze start als organisatie kregen wij te horen dat er in de Oosterschelde bruinvissen zwommen. In 2008 zijn we voor het eerst zelf gaan kijken en hebben toen de eerste dieren tijdens een eerste verkenningstocht waargenomen, zowel visueel als met behulp van een hydrofoon. Dit werd de start van onze onderzoeksprojecten op de Oosterschelde.